. > DiaconieIn de ontwikkeling van communicatie en taal speelt spel een belangrijke rol. In dit blog lees je welk spel bij welke ontwikkelingsleeftijd hoort en worden enkele tips gegeven hoe je hiermee de communicatie kunt stimuleren.
Fases in de spelontwikkeling
De eerste spelmogelijkheden met je kleintje ontstaan in de eerste weken na de geboorte. In deze periode bestaat ‘spel’ vooral uit lichamelijk contact. Al vrij snel begint je kindje het ‘spelen met de handjes’ te ontdekken en zal het naar voorwerpen gaan grijpen. Ook al begrijpt je kindje nog helemaal niet wat je tegen hem of haar zegt, het is belangrijk om al heel vroeg verbaal contact te maken met je kindje. Vertel wat je gaat doen: “Lekker slapen” of “Jij wilt een schone luier hè?” of wat je kindje doet: “Wil jij mama’s bril pakken?”
Als je kindje een maand of 3 is, komen er meer mogelijkheden voor bewegingsspel en sensopathisch spel (voelen en ontdekken). Denk aan kiekeboe-spelletjes tijdens het aankleden of het benoemen van de lichaamsdelen bij het wassen/afdrogen. Dit is ook de periode dat kinderen materiaal met de mond gaan ontdekken, waarbij de hand-mondcoördinatie steeds verfijnder wordt.
Weer wat ouder ontdekt je kindje dat je dingen kunt laten vallen of weggooien. Maak er een spelletje van op momenten dat dit kan en begeleid dit spel met taal: ‘Boem’, ‘O-oh’, ‘Waar is knuffel nou?’
Vanaf 9 maanden komt het ‘spelend combineren’ tot ontwikkeling. Er komen mogelijkheden om blokjes in een doosje te stoppen, knoppen in te drukken, lades open en dicht te doen, blokjes te stapelen enzovoort. Er ontstaat actie-reactie-spel: ‘Als ik dit doe, gebeurt er dat’. Ook hier is het van groot belang om de handelingen voor je kindje te verwoorden; te ondertitelen als het ware: ‘Open/dicht’ of ‘aan/uit’. Babyspeelgoed begint nu echt leuk te worden, omdat je kindje de functie ervan gaat ontdekken: ‘Als ik de bal rol, geeft hij licht’.
Vanaf 13 maanden zal er meer functioneel spel ontstaan: het eenvoudige ‘doen alsof’, zoals de pop in bed stoppen, auto’s in de garage plaatsen enzovoort. Ook zie je vanaf deze leeftijd dat kinderen steeds doelbewuster gaan herhalen wat er gebeurt of voorgedaan wordt. Je kunt rond deze leeftijd de eerste woordjes verwachten en niet zelden is het eerste woord een woord dat gerelateerd is aan het favoriete spelletje van je kind.
Vanaf 18 maanden breidt dit zich uit naar verbeeldend spel of symbolisch spel, waarbij de handelingen complexer worden. De auto wordt nu niet meer alleen in de garage geplaatst, maar er wordt ook ergens naartoe gereden met de auto. ‘Doen alsof’-spelletjes rondom eten en drinken met een speelgoedserviesje vinden veel kinderen vanaf ongeveer 18 maanden ook erg leuk. Betrek hier in de taal weer woorden bij, zoals de namen van gezinsleden, namen van dingen die zogenaamd gegeten/gedronken worden enzovoort. Bijvoorbeeld: ‘Voor papa’ of ‘Mama appel eten?’
Vanaf ongeveer 30 maanden worden de ‘doen alsof’-handelingen steeds complexer. Je kindje heeft hierbij meer taal nodig; niet alleen om het spel te kunnen spelen, maar ook om het te begrijpen. Leuke spelletjes om dit te stimuleren zijn bijvoorbeeld winkeltje spelen of koken in het speelgoedkeukentje.
Vanaf een jaar of drie zie je dat je kind verbanden gaat leggen in zijn/haar ‘doen alsof’-spel: ‘Pop is ziek en moet naar de dokter.’
Verhaaltjes naspelen vanuit een prentenboek of wat je kind in een filmpje gezien heeft zal vanaf drieënhalf jaar steeds gemakkelijker gaan. Ook in deze fase is het goed om dit spel samen met je kind te ontdekken en hierin verdieping aan te brengen door het te begeleiden met taal. Gebruik hierbij korte zinnen en sluit aan bij het initiatief van je kind, zodat het gemotiveerd blijft om mee te doen met het spel.
Naast het fantasiespel ontstaat er rond de leeftijd van tweeënhalf tot drie jaar ook de mogelijkheid om eenvoudige gezelschapsspelletjes met je kind te spelen. Denk aan memory, lotto of bingo. Hiermee oefen je het beurtgedrag, wat een belangrijke voorwaarde is binnen de communicatie.
Afhankelijk van de gewoonten en gebruiken bij je thuis neemt de interesse voor constructiespel toe rond de vierde verjaardag. Hiermee bedoelen we bouwen, tekenen en knutselen. Hier zijn meer cognitieve vaardigheden voor nodig dan voor het hiervoor omschreven spel. Denk aan plannen en organiseren van taken: ‘Wat wil je maken?’ ‘Wat heb je daarbij nodig?’ ‘In welke volgorde ga je werken?’
Vanaf 6 jaar ontstaat er nog meer diepgang in de spelvormen die je kind ontdekt heeft, en kunnen spellen met regels doorgaans goed gespeeld worden. De mogelijkheden worden steeds groter. Denk bijvoorbeeld aan allerhande kaartspelletjes (Kwartet, Uno) of bordspelletjes (Ganzenbord, ‘Wie is het?’ enzovoort).
Problemen
Wanneer je kindje niet openstaat voor samenspel, kan dit invloed hebben op zijn of haar communicatieve ontwikkeling. Speelt het bijvoorbeeld altijd alleen en gaat het volledig op in zijn eigen spel, waardoor het geen oog meer heeft voor de omgeving? Of komt je kindje misschien wel helemaal niet echt tot spelen? Gebruikt hij of zij het materiaal niet waar het voor bedoeld is (zoals bijvoorbeeld alles willen stapelen of op een rijtje zetten) en laat het niet toe dat je hier verandering in aanbrengt? Dan kan het zinvol zijn om contact op te nemen met de logopedist. Vooral wanneer dit samengaat met een achterstand in de taalontwikkeling.
Binnen Logopediepraktijk Marisplein werken we volgens de principes van FloorPlay aan het uitbreiden van communicatiemogelijkheden door middel van spel. Neem gerust contact op met één van onze logopedisten via het contactformulier op onze website om te informeren naar wat wij voor jullie kunnen betekenen.
Dit artikel is geschreven door Suzanne van Straaten